Zoeken - zoekresultaten
verfijn de resultaten
De individuele verschillen tussen kleuters zijn groot: sommigen zijn al in staat zelf te lezen, anderen ontdekken nog maar net. Kleuters ontwikkelen in groep 1-2 kennis over zakelijke teksten en fictie en ze leren die kennis te benutten bij het luisteren naar en het zelf bekijken/lezen van teksten.
Ook in groep 3-4 gaan teksten over onderwerpen die dichtbij de kinderen staan, maar anders dan bij groep 1-2 kunnen ze ook over de nabije toekomst of een nabij verleden gaan. De zakelijke teksten hebben een herkenbare structuur. Ze bestaan bijvoorbeeld uit een heldere opsomming, een herkenbare chronologische beschrijving of een duidelijke beschrijving met kenmerken.
De leerlingen leren een aantal taalkundige principes en regels. Zij kunnen in een zin het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en delen van dat gezegde onderscheiden. De leerlingen kennen:
regels voor het spellen van werkwoorden; regels voor het spellen van andere woorden dan werkwoorden; regels voor het gebruik van leestekens.
In groep 3-4 is het belangrijk dat de leraar leerlingen leert om hun eigen kennis en ervaringen aan de inhoud van de tekst te koppelen. Hij stelt vragen en lokt reacties uit. Met die eigen kennis en ervaringen leren leerlingen om voorspellingen over de inhoud te maken, om inferenties te maken, om eigen ervaringen te vergelijken en om nieuwe informatie op te doen.
De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen.