Zoeken - zoekresultaten
verfijn de resultaten
De leerlingen leren omgaan met kaart en atlas, beheersen de basistopografie van Nederland, Europa en de rest van de wereld en ontwikkelen een eigentijds geografisch wereldbeeld.
De individuele verschillen tussen kleuters zijn groot: sommigen zijn al in staat zelf te lezen, anderen ontdekken nog maar net. Kleuters ontwikkelen in groep 1-2 kennis over zakelijke teksten en fictie en ze leren die kennis te benutten bij het luisteren naar en het zelf bekijken/lezen van teksten.
Ook in groep 3-4 gaan teksten over onderwerpen die dichtbij de kinderen staan, maar anders dan bij groep 1-2 kunnen ze ook over de nabije toekomst of een nabij verleden gaan. De zakelijke teksten hebben een herkenbare structuur. Ze bestaan bijvoorbeeld uit een heldere opsomming, een herkenbare chronologische beschrijving of een duidelijke beschrijving met kenmerken.
De leerlingen leren een aantal taalkundige principes en regels. Zij kunnen in een zin het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en delen van dat gezegde onderscheiden. De leerlingen kennen:
regels voor het spellen van werkwoorden; regels voor het spellen van andere woorden dan werkwoorden; regels voor het gebruik van leestekens.