Zoeken - zoekresultaten
verfijn de resultaten
Taal is een kernvak in het onderwijs. Gemiddeld besteden basisscholen ruim 7,25 uur per week aan taalonderwijs. Maar aan welke inhouden van taal werk je eigenlijk?
Lezen
Leerlingen leren om actief met teksten om te gaan en zo betekenis te verlenen aan een tekst. De didactiek richt zich daarbij op functionele leestaken, interactie, strategie-instructie, transfer en feedback.
Schrijven
Leerlingen leren uiteenlopende teksten schrijven en doorlopen daarbij de verschillende fasen van het schrijfproces. De didactiek richt zich op functionele, communicatieve schrijftaken, procesgerichte schrijfinstructie, scaffolding, werken vanuit genres en samen schrijven.
Mondelinge taalvaardigheid
Leerlingen leren effectief en sociaal met elkaar communiceren. Ze leren hoe ze zich moeten opstellen in een gesprek, zich goed uitdrukken, presentaties houden, luisteren naar presentaties en reflecteren op de vorm en mogelijkheden van taal en communicatie.
Voor succes in het vervolgonderwijs is een goede taalvaardigheid een belangrijke voorwaarde. Scholen kunnen het onderwijsprogramma voor Nederlands in vmbot-gtl het best versterken door het meer te richten op het bereiken van een goede functionele taalvaardigheid.
Basisvaardigheden taal zijn de taalvaardigheden die leerlingen als basis nodig hebben om te functioneren in het (vervolg)onderwijs en de samenleving. Het gaat om lezen, schrijven en mondelinge taalvaardigheid.
Het domein Lezen wordt in het referentiekader (net als de domeinen Mondelinge taalvaardigheid en Schrijven) beschreven aan de hand van de een indeling.
De leerlingen moeten voor deze exameneenheid dus laten zien dat ze mondelinge taal als communicatiemiddel (in monoloog en in interactie) kunnen gebruiken en dat ze rekening kunnen houden met taalvariaties.