Zoeken - zoekresultaten
verfijn de resultaten
Met nervatuur worden de nerven van een blad bedoeld. De nervatuur kan verschillend zijn. De belangrijkste zijn:
- veernervig: een hoofdnerf met zijnerven (eik, beuk);
- handnervig: nerven ontspringen vanuit een punt (kastanje);
- parallelnervig: nerven lopen naast elkaar (tulp, lelie).
Voor een verdere indeling kun je het beste een flora gebruiken.
Vlinders (evenals kikkers) ondergaan tijdens hun levenscyclus een gedaanteverwisseling. Een vlinder legt eitjes, de eitjes worden rupsen en de rupsen verpoppen zich. De pop ontwikkelt zich tot een vlinder, waarna de cyclus opnieuw start.
U kunt met kinderen de ontwikkeling van vlinders observeren. Kijk voor het bestellen van poppen en eitjes en andere lesactiviteiten op www.vlinderstichting.nl.
De hoofdgroepen in het dierenrijk zijn als volgt in te delen.
Er is sprake van gewervelde en ongewervelde dieren.
De gewervelde dieren hebben een inwendig skelet en zijn in te delen in:
- zoogdieren (haren, vier ledematen);
- vogels (veren, vier ledematen: twee poten, twee vleugels);
- reptielen (schubben, vier ledematen, longen);
- amfibieën (kale huid, vier ledematen, kieuwen als jong, later longen);
- vissen (schubben, vinnen, kieuwen).
De ongewervelde dieren hebben geen inwendig skelet, maar soms een uitwendig skelet.
De kleine diertjes in de schoolomgeving horen doorgaans tot de volgende groepen:
- geleedpotigen, waaronder de spinnen (4 paar poten), de insecten (3 paar poten), de kreeftachtigen (5 paar poten) en de duizendpoten (2 paar poten per segment);
- wormen;
- weekdieren (slakken, schelpen).
Binnen tekenen en handvaardigheid wordt ook aandacht besteed aan beeldende kunst. De aandacht voor dit onderwerp verandert in de loop van de jaren. Zo worden binnen een thema dieren in de onderbouw ook afbeeldingen van dieren in beeldende kunst getoond, terwijl in de bovenbouw het onderwerp 'dieren in de beeldende kunst' expliciet aan de orde kan komen.
De huidige Westerse cultuur wordt steeds meer getypeerd als beeldcultuur. Beelden nemen in de communicatie een steeds belangrijkere rol in. We denken hierbij aan: tijdschriften, strips, reclame (reclamespots en reclame op goederen), videoclips, tv, digitale beelden (websites, computerspelletjes) logo's, mode, straatbeeld, speelgoed, enz. Producten van de populaire beeldcultuur kunnen onderwerp zijn bij tekenen en handvaardigheid.
Voor het maken van een multimedia-presentatie kan gebruik gemaakt worden van PowerPoint. In een multimediapresentatie kunnen rondom een thema of onderwerp tekst, plaatjes, geluid en bewegende beelden gecombineerd worden.
Een multimediapresentatie kan gebruikt worden om:
- verslag te doen van activiteiten;
- ervaringen uit te drukken;
- te communiceren.
Pre-productieve stadium = nog niet zelf produceren van taal maar herkennen en naspreken, meezingen.
Early production = het nazeggen van vaak herhaalde woorden; vragen beantwoorden met yes of no; het uitvoeren van eenvoudige opdrachten.
Pre-productieve stadium = nog niet zelf produceren van taal maar herkennen en naspreken, meezingen.
Early production = het nazeggen van vaak herhaalde woorden; vragen beantwoorden met yes of no; het uitvoeren van eenvoudige opdrachten.
Schrijven als middel = Kinderen kopiëren of schrijven woorden en zinnen over of na om ze beter te onthouden en de spelling van het Engels te oefenen.
Schrijven als doel = Kinderen schrijven woorden en zinnen om te communiceren met leeftijdgenoten of personen die informatie van vragen. Bijvoorbeeld het opstellen van een eenvoudig sms-berichtje, het opstellen van een korte lijst, het invullen van persoonlijke gegevens). Het is daarbij stimulerend als ze ook een reactie terugkrijgen, van een klasgenootje, leeftijdgenoot of van de persoon of instantie waar ze de gegevens hebben ingevuld.
In een veld van 4 bij 1,5 meter probeert een speler tennisballen naar iemand anders te rollen, zo dat de lummel die er tussen zit zo weinig mogelijk ballen kan onderscheppen. Er wordt in één richting gerold en de spelers zitten op de knieën.