Zoeken
verfijn de resultaten
Vanaf verschillende afstanden met verschillende ballen tegen een muur gooien en de bal opvangen of tegenhouden.
Vanaf verschillende afstanden (1 - 2,5 meter) met grote ballen tegen een muur gooien en de bal direct proberen te vangen.
Vanaf verschillende afstanden (3-5 meter) met een tennisbal tegen een muur gooien en de bal direct proberen te vangen.
Twee kinderen gooien op werpplaatsen die 3 meter van de muur liggen en 2 meter van elkaar beiden tegelijkertijd een handbal naar elkaar via de muur zodat de ander de bal kan vangen.
In een veld van 6 bij 6 meter liggen 4 matten waar 3 passeerders op mogen staan om een bal te werpen en te vangen. Eén lummel in het midden probeert de bal te onderscheppen. De passeerders mogen lopen naar de vrije mat.
Getallen worden gebruikt om maten weer te geven. In principe zegt een maatgetal hoe vaak een maateenheid in een grootte (of hoeveelheid) kan worden afgepast.
Bijvoorbeeld:
- er gaat 45 liter in de tank;
- er zit 450 gram jam in het potje;
- er gaan 24 uur in een dag;
- er kan 300.000 ton olie in de tanker.
Voorbeelden van naamgetallen en codes zijn:
- de rugnummers bij voetballers;
- telefoonnummers en sofinummers, die enerzijds als naam; functioneren en anderzijds codering zijn;
- nummers van buslijnen en treinen.
Passeren van een hindernis en gelijkmatig door kunnen lopen of springen na de hindernis.