Zoeken
verfijn de resultaten
Geef elke leerling een groen, oranje en rood plastic bekertje/schijf/papier. Aan het begin van de les heeft elke leerling op de hoek van zijn tafel bijvoorbeeld de drie bekertjes in elkaar gezet: de rode onderop, daarop de oranje, bovenop de groene. Tijdens de uitleg van de docent staat in eerste instantie het groene bekertje bovenop.
Stel open vragen die aanzetten tot denken (waarom, hoe, waardoor) en waarmee je inzicht krijgt in hoeverre leerlingen iets hebben begrepen. Selecteer na elke vraag één leerling die de vraag gaat beantwoorden met een namenkiezer (zie pagina 4). Geef voldoende nadenktijd voor het selecteren van een leerling.
Stel meerdere verdiepende vragen aan één willekeurige leerling. Gebruik hiervoor een namenkiezer (zie pagina 4). Geef de leerling voldoende nadenktijd. Zorg ervoor dat de rest van de leerlingen blijft luisteren door van te voren af te spreken dat een willekeurig iemand de antwoorden gaat samenvatten of de conclusie zal geven. Ook deze leerling wordt geselecteerd met een namenkiezer.
Stel gesloten of korte antwoordvragen aan de hele klas, waarmee je inzicht krijgt in hoeverre de leerlingen iets hebben begrepen. Alle leerlingen beantwoorden tegelijkertijd dezelfde vraag. De docent bekijkt het resultaat en stelt op basis van het resultaat een vervolgvraag gericht op diepgang aan een leerling of leerlingen die hetzelfde antwoord hebben of wederom aan de groep als geheel.
Stel een open vraag aan één leerling (gekozen met een namenkiezer, zie pagina 4). In plaats van zelf erop te reageren, speel je de vraag door naar een willekeurige medeleerling die reactie geeft op het antwoord van de leerling (aanvulling, verbetering, bevestiging, inclusief toelichting).