Zoeken
verfijn de resultaten
De kandidaat oriënteert zich op het belang van beeldende kunst en vormgeving in de maatschappij.
De kandidaat kan basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerking en informatie verwerven en verwerken.
De kandidaat beheerst een aantal strategische beeldende vaardigheden die bijdragen tot de ontwikkeling van zijn leervermogen.
De kandidaat kan naar aanleiding van een probleemstelling – autonoom en toegepast – beeldend werk maken.
De kandidaat kan een beeldende probleemstelling verkennen, analyseren, oplossen en uitvoeren.
De kandidaat kan een werkplan opstellen, bewaken en uitvoeren, zijn werkproces vastleggen, ordenen en presenteren en erop reflecteren.
De kandidaat kan aspecten van de voorstelling en vormgeving zó gebruiken dat ze een bijdrage leveren aan de zeggingskracht van het eigen beeldend werk.
De kandidaat kan in eigen beeldend werk de aspecten van de voorstelling en van de vormgeving benoemen en toelichten.
De kandidaat kan een relatie leggen tussen eigen beeldend werk en beeldend werk van anderen aan de hand van de aspecten van de voorstelling en van de vormgeving.
De kandidaat kan zelfstandig informatie verwerven, verwerken en verstrekken in het kader van het sectorwerkstuk.
Onderwijs in cultureel erfgoed gaat uit van materiële en immateriële sporen uit het verleden, op het gebied van geschiedenis en cultuur. Sporen die de moeite waard zijn om te bewaren voor de toekomst.