Zoeken
verfijn de resultaten
Met z'n tweeën tegelijkertijd op de knoop in het touw springen en tien keer heen en weer zwaaien met halve draaien.
Over een bank aanlopen en over de kast die ongeveer 30 cm hoger is dan de bank een wendsprong maken (handen in het verlengde van de aanloop zetten en landen met je gezicht in de richting waar je vandaan kwam).
Na een korte aanloop afzetten op een reutherplank en een wendsprong maken over een kast van ongeveer 80 cm.
Over twee banken aanlopen en springen in de minitramp en een wendsprong maken over een kast van ongeveer 100 cm.
Aanlopen over de grond en springen in de minitramp en een wendsprong maken over de kast van ongeveer 120 cm.
In een open kast op banken met verschillende ballen vanaf verschillende afstanden de bal proberen te gooien.
Door een vergrote korf van 2 meter hoog een grote bal proberen te gooien met mikplaatsen tussen de 1,5 en 2 meter.
Gooien op een korf of basket vanaf drie verschillende afstanden 1,5 en 2 en 2,5 meter; als je vijf keer raak gooit, mag je een plaats naar achteren.
Op een mat ligt een kind op zijn buik en een ander probeert hem om te draaien en op de rug te houden (te controleren).
Eén speler zit in handen- en knieënstand op een mat en een andere speler probeert door de armen onder de eerste arm en het eerste been en over het tweede arm en been (de 'kantelslang') te plaatsen en te duwen de ander te kantelen. De eerste speler probeert dit te voorkomen.