Zoeken
verfijn de resultaten
- 10% van € 12,00 is € 1,20. 5% van € 12,00 is de helft daarvan: € 0,60.
Dus 25% van € 12,00 is € 1,20 + € 1,20 + € 0,60 = € 2,40 + € 0,60 = € 3,00 - Als je weet dat 25% = 1/4 deel, kun je 25% van € 12,00 uitrekenen via delen door 4, dus € 12,00 : 4 = € 3,00.
Komen tot een doelpoging door het openen van aan- en afspeellijnen terwijl de tegenspelers proberen de bal te onderscheppen en een doelpoging proberen te voorkomen.
Bewegen naar aanleiding van het tempo van de muziek:
Bewegingsprobleem: aanpassen van het tempo en ritme van bewegen aan het tempo en ritme van de muziek.
Bewegen naar aanleiding van frasering (herhalingen, afwisselingen en variaties ) in de muziek:
Bewegingsprobleem: aanpassen van het moment van inzetten en stoppen en richting van bewegen aan de vorm van de muziek.
Beeldende kunst roep bij (jonge) kinderen vaak allerlei associaties op, Een schilderij met bijvoorbeeld een afbeelding van het strand roept bij hen allerlei associaties op over hun eigen vakantie aan zee. Binnen de kortste keren gaat het gesprek niet meer over het schilderij, maar over hun eigen vakantie aan zee.
Autonome kunst:
Kunst die geen directe vaste functie heeft noemen we autonoom. Autonoom wil niet zeggen zonder doel, maar op zich zelf staand.
Toegepaste kunst:
Objecten die naast het feit dat ze een verfraaiing of versiering zijn ook een functie hebben, bijvoorbeeld design meubelen of -kleding, sieraden, keramiek, grafische vormgeving.
Een biotoop is een omgeving waar bepaalde planten en dieren voorkomen. Een voorbeeld van een biotoop zijn de duinen. Daarin komen bijvoorbeeld konijnen, vossen, reeën, padden, duindoorns, duinroosjes en helmgras voor. Andere biotopen in Nederland zijn het bos, de wei, de heide en het akkerland.
Bladranden zijn ook verschillend. Ze kunnen glad of gekarteld zijn, gegolfd of gezaagd. Laat kinderen zelf namen bedenken bij de de bladranden.
Om onderdelen van een product ten opzichte van elkaar te laten bewegen worden scharnieren en draaipunten gebruikt. De hefboom beweegt om zijn draaipunt. Denk aan een wip of een schaar.
Door het opwinden van een touw om een as kun je iets laten draaien, ophijsen en takelen. Bij hijsen en takelen zijn katrollen een hulpmiddel. Het overbrengen van beweging vindt plaats door een ketting of snaar en tandwielen.
Bewegingen kunnen ook worden overgebracht door met lucht (pneumatiek) of water (hydraulica) gevulde cilinders. De cilinders zijn met leidingen verbonden en met een zuiger afgesloten. Door een zuiger naar beneden te drukken, gaat de andere omhoog.