Zoeken
verfijn de resultaten
LOB is geïntegreerd in de examenprogramma’s. Het praktijkgerichte karakter van de programma’s maakt dat scholen de mogelijkheid hebben LOB op natuurlijke wijze te integreren. Leerlingen voeren praktische en realistische opdrachten uit voor verschillende externe opdrachtgevers en oriënteren zich zodoende op hun toekomstige loopbaan en opleiding. Daarnaast kunnen leerlingen op deze manier ervaren waar ze goed in zijn, komen ze erachter wat belangrijk voor hen is en kunnen ze bouwen aan een netwerk.
De praktijkgerichte programma’s zijn brede programma’s. De kennis en vaardigheden die leerlingen leren worden uitgevoerd in de context van werkvelden. De werkvelden zijn gebaseerd op de diverse vervolgrichtingen. Dat betekent dat de leerlingen afhankelijk van het aanbod van de school in de gelegenheid gesteld kunnen worden een aantal werkvelden te verkennen en te ervaren.
Het idee van het praktijkgerichte programma’s is dat de school op basis van het examenprogramma zelf invulling geeft aan het onderwijsprogramma. Het praktijkgerichte programma krijgt kleur in de context van de school, de mogelijkheden in de regio en de vraag van de externe opdrachtgevers. Met een schoolexamen kan worden aangesloten bij de specifieke behoeften die spelen.
Het uitgangspunt van beide trajecten is vergelijkbaar: leerlingen meer realistische en praktijkgerichte ervaringen bieden om beroepsoriëntatie te stimuleren en doorstroom naar het vervolgonderwijs te verbeteren. Havo en vmbo hanteren daarbij dezelfde kaders en uitgangspunten. De kennis en vaardigheden in het vmbo zorgen voor aansluiting op mbo en havo. Havo richt zich met de kennis en vaardigheden vooral op de aansluiting naar het hbo.
Scholen kunnen meerdere praktijkgerichte programma’s aanbieden. Op dit moment zijn de volgende vier programma’s in (door)ontwikkeling: praktijkgericht programma Technologie (pgp-T) en praktijkgericht programma Maatschappij (pgp-M) in de kleine en de grote variant, respectievelijk 120 en 360 studielastuur.
Ja, een nieuw vak ontwikkelt met middelen van de overheid dient algemeen toegankelijk te zijn.
Er zijn twee programma’s in ontwikkeling die richting geven en ruimte bieden voor eigen inkleuringen. Alle eindtermen die staan in het pgp-T en pgp-M moeten getoetst worden. Weliswaar is het mogelijk de relatie te leggen met bijvoorbeeld een schoolinitiatief rond techniekprogramma’s, rond economische programma’s of programma’s die zich richten op de gezondheidszorg.
Dit cijfer wordt samen met de cijfers van de vakken Maatschappijleer en CKV en de vakken die door het bevoegd gezag mogen worden toegevoegd (EBVO artikel 50 lid 2) samen aangemerkt als het cijfer van een (1) vak. Dat wordt het combinatiecijfer.
Een tip is om niet 1 docent verantwoordelijk te maken voor de ontwikkeling van een nieuw vak maar vaksectie in te richten. Hierbij kunt u denken aan de inzet van twee docenten (eventueel aangevuld met ondersteuning van een (technisch) onderwijsassistent) en het beschikbaar maken van een netwerker voor een dagdeel per week om contact te leggen en onderhouden met het bedrijfsleven, instellingen en het hbo. In de eerste fase van ontwikkeling van een nieuw vak op school helpt het daarnaast om voldoende ontwikkeltijd beschikbaar te stellen, te denken valt aan zo’n 60 tot 100 uur per jaar per lid van de vaksectie. Ervaring leert echter dat als scholen op deze manier invulling geven aan het vak, het praktijkgericht programma beter van de grond komt.