Zoeken
verfijn de resultaten
In 2004 is op voorstel van de KNAW en het Nederlands Platform voor Natuurkunde aan de minister van OCW voorgesteld om een Commissie Vernieuwing Natuurkundeonderwijs in te stellen. Deze commissie kreeg de opdracht om te adviseren over een fundamentele vernieuwing van de natuurkunde in de profielen N&G en N&T van havo/vwo.
Het vak natuurkunde is een verplicht vak in het profiel Natuur en Techniek (N&T). Het neemt daar zijn plaats in naast wiskunde B, scheikunde en één profielkeuzevak, te kiezen uit: informatica, biologie, NLT (Natuur, Leven en Technologie) en wiskunde D.
Met het aantal studielasturen (SLU) wordt aangegeven hoe zwaar een vak weegt in het vakkenpakket van de leerling. Dit aantal uren (géén lesuren) omvat alle activiteiten die nodig zijn om je in dit vak te bekwamen, dus lessen, huiswerk, practica, excursies, praktische opdrachten, het lezen van literatuur, etc. De totale studielast voor een leerling is ingezet op 40 (weken) x 40 (uur per week): dus ca. 1600 uur. Een havoleerling heeft dan totaal 3200 slu, een vwo-leerling 4800 slu, verspreid over de bovenbouwjaren.
Sinds 2003 wordt gewerkt aan de vernieuwing van de exacte vakken in de tweede fase. De aanleiding voor deze vernieuwing van de bètavakken werd gevormd door enerzijds maatschappelijke ontwikkelingen en anderzijds knelpunten in het vo-onderwijs in de bètavakken. Hoewel de details per vak verschillen, worden de volgende aspecten als aanleiding voor de vernieuwing door de diverse commissies, verenigd in β5, onderschreven:
Sommige (sub)domeinen zijn specifiek voor havo of vwo, andere (sub)domeinen overlappen elkaar.
Bij de overlappende subdomeinen is geprobeerd de omschrijvingen zo veel mogelijk gelijkluidend te maken zodat, waar de omschrijvingen verschillend zijn, ervan uitgegaan kan worden dat voor havo en vwo ook echt verschillende eisen worden gesteld.
Het CvTE maakt voor ieder jaar bekend welke hulpmiddelen zijn toegestaan bij het CE. Deze hulpmiddelen zijn voorgeschreven. Wie daarvoor moet zorgen is niet voorgeschreven. Dat is aan de school. Bijvoorbeeld: in het 'basispakket' hulpmiddelen is een passer vermeld. Het gebruik van een passer is dan toegestaan. Wie voor de passer zorgt, is aan de school.
Het nieuwe programma heeft een aantal gevolgen voor de centrale examinering. Omdat het tot stand komen van een nieuw examenprogramma een proces van jaren is, is een deel van de wijzigingen al geleidelijk zichtbaar geworden in de recente centrale examens. Kijk voor de reguliere examens en de examens die op de pilotscholen zijn afgenomen op de Cito-website.
In de huidige lespraktijk wordt bij schoolexamens veel gebruikgemaakt van vragen uit centrale examens van voorgaande jaren. Dit heeft natuurlijk de functie om leerlingen voor te bereiden op het maken van een centraal examen, maar dat is eigenlijk niet de doelstelling van het programma voor het schoolexamen.
In het PTA zijn ten minste de volgende onderdelen opgenomen:
alle onderdelen van het examenprogramma die in het schoolexamen moeten worden getoetst; de inhoud van de onderdelen van het schoolexamen; de wijze van examinering (mondeling, schriftelijk, praktisch) van de verschillende onderdelen van het schoolexamen; de mogelijkheden tot herkansing van de verschillende onderdelen van het schoolexamen; de weging van de verschillende onderdelen van het schoolexamen; het herexamen van het schoolexamen.