Zoeken
verfijn de resultaten
Er zijn vijf spel-elementen. Je vindt ze door de volgende vijf vragen te stellen (de vijf w's):
- Wie doet iets?
- Wat doet het personage?
- Wanneer gebeurt het?
- Waar speelt het zich af?
- Waarom doet dat personage het?
Een beginnend speler verbeeldt zich onbewust enkele van die elementen. Uiteindelijk gaat hij zich bewust met alle spelelementen bezig houden en bereikt de fase van de bewuste vormgeving. Het kind wordt zich er ook steeds meer van bewust dat hij voor anderen speelt. Hij leert de vijf spelelementen zo vorm te geven dat toeschouwers begrijpen wat hij bedoelt. Uit zijn spel maken zij op wie hij is, wat hij doet, waar en wanneer het gebeurt en waarom hij het onderneemt.
Materialen als kleding, attributen en decor zijn uitgangspunt of belangrijk hulpmiddel bij spel. Met een kroon kan een kind zich echt koning voelen.
In dit spel werken kinderen aan een presentatie voor publiek (groeps- of schoolgenootjes), bijvoorbeeld bij een weeksluiting of afscheid van groep 8.
Spel waarbij kinderen elkaars bewegingen gelijktijdig en spiegelbeeldig volgen en nadoen.
Het creëren van steunpunten in touwen om te verplaatsen in (een)touw
én
In een touw met verschillende knopen omhoog klimmen om op één van de twee kasten van verschillende hoogte naast het touw te komen.