Toetsen in het schoolexamen
BSM kent alleen een schoolexamen. Het hele examenprogramma moet dus getoetst worden in het schoolexamen. In dit onderdeel vind je informatie over de manier waarop je dat kunt doen.
Toetsvorm is vrij
Er zijn geen voorschriften voor de vorm waarin getoetst moet worden. Het examenprogramma geeft de inhoud van het examen aan, dat wil zeggen de exameneisen geformuleerd in termen van kennis, inzicht en vaardigheden. Het examenprogramma bevat geen vormvoorschriften, voorschriften voor de vorm van toetsing, wegingen binnen het schoolexamen etc. Dat betekent dat scholen vrij zijn om zelf te bepalen hoeveel toetsen, praktische opdrachten en handelingsdelen zij willen afnemen en wat de weging voor het cijfer daarvan zal zijn. Schriftelijke toetsen met allerlei soorten vragen, praktische opdrachten, handelingsdelen, er is van alles mogelijk. De eindtermen geven voor het schoolexamen ook uitsluitend het minimum aan, meer mag.
Keuzeonderdelen
Het examenprogramma houdt ook de mogelijkheid open om eigen inhouden toe te voegen aan het programma. Het is niet noodzakelijk dat deze onderdelen voor alle leerlingen hetzelfde zijn. Als eigen inhouden onderdeel uitmaken van het schoolexamen, moet dat uiteraard in het PTA vermeld worden. Dat hoeft niet heel gedetailleerd.
Check hier hoe goed je het al doet met het toetsen bij BSM. Waar kun je je nog verbeteren?
Op de pagina Kwaliteit van het schoolexamen staat in algemene zin aan welke eisen een goede toetsing moet voldoen. Ook vind je daar allerlei hulpmiddelen en checklists om te kijken hoe goed je het nu al doet en waar je je nog kunt verbeteren.
Hier lopen we de daar genoemde criteria na om te kijken wat dat betekent voor toetsen bij BSM.
Visie op toetsing en examinering
PTA toetsen zijn bedoeld om het eindniveau van de leerlingen te bepalen voor alle onderdelen van het examenprogramma. Je kunt dat zo zuiver mogelijk proberen te doen en daarbij de richtlijnen volgen die je op deze website aantreft. Dan ga je voor een wat formelere ‘high stakes’ benadering met een beperkt aantal eindtoetsen, bij voorkeur in het examenjaar.
Of je wilt bijvoorbeeld minder nadruk leggen op ‘laten zien wat je kunt op het moment suprême’. Dan laat je de leerlingen gaandeweg toegroeien naar het beoogde eindniveau en geef je hen zelf ook ruimte om te kiezen wanneer ze willen laten zien dat ze dat niveau hebben bereikt. Zeker met de praktische onderdelen uit het examenprogramma is dat een reële optie.
Of je wilt de toetsing van het eindniveau logisch verbinden aan de formatieve beoordeling ter versterking van het leerproces van de leerlingen. Dat staat formeel los van toetsen voor het PTA, maar maakt het geheel aan toetsen en beoordelen voor leerlingen wellicht betekenisvoller.
Kwalitatief goed toetsen
Goede toetsen voldoen aan een aantal criteria. Vooral voor schriftelijke toetsen van kennis en inzicht zijn de daar genoemde hulpmiddelen erg bruikbaar. Hiernaast bij de downloads doen we er nog twee BSM specifieke voorbeelden bij van een toetsmatrijs. Eén voorbeeld komt uit de methode Be Sports Minded en is een stappenplan met allerlei hulpvragen om te komen tot een goede toetsmatrijs. Het andere voorbeeld is een uitwerking daarvan voor het onderwerp blessurepreventie en -behandeling van een school in Hengelo.
Voor de praktische opdrachten voor BSM is een ordening naar de taxonomie van Bloom niet van belang, maar dat neemt niet weg dat er ook voor de praktische opdrachten een glasheldere toetsmatrijs moet komen die garandeert dat de leerlingen precies kunnen weten wat er in die opdracht beoordeeld wordt en op welke manier.
Toetsvoorbeelden
In Be Sports Minded zijn kwalitatief goede toetsen uitgewerkt voor alle examenonderdelen. Die voorbeelden bouwen voort op een bundel met toetsvoorbeelden van praktische opdrachten die SLO eerder ontwikkelde. Van tien van die toetsvoorbeelden kun je ook in een video zien hoe dat in de praktijk in zijn werk kan gaan.
Het moet niet uitmaken wie er beoordeelt
Leerlingen vinden het erg belangrijk dat ze eerlijk beoordeeld worden. Het moet niet uitmaken wie dat doet. Vooral bij toetsen van praktisch handelen kan dat lastig zijn. Omdat de vorm van de dag van de leerling zelf kan variëren, maar ook omdat de vorm van de dag van de docent niet altijd dezelfde is. Daarom wordt in de voorbeelden een heel praktische verbinding gemaakt van toetsen om van te leren en toetsen van het eindniveau. Leerlingen en docenten maken zich gaandeweg de criteria eigen waar het praktisch handelen van de leerlingen aan moet voldoen. Door dat met elkaar te delen, ook als vakcollega’s onderling, ontstaat er met een duur woord een hogere interbeoordelaar betrouwbaarheid. Ofwel: zullen de leerlingen de beoordeling als eerlijker ervaren. Ze zouden het bijna zelf kunnen doen.