Leerlijn taal en maatschappij
Taal stelt ons in staat om een scala van communicatieve doelen te realiseren, zoals vertellen, beschrijven en uiteenzetten. Die communicatie vindt altijd plaats in een concrete context.
- De leraar vertelt een verhaal over ridders in de Middeleeuwen aan zijn leerlingen.
- De wetenschapper schrijft een uiteenzetting over het klimaat voor een weekblad.
Die specifieke contexten staan niet op zichzelf, ze zijn ingebed in het maatschappelijk leven. Binnen elke samenleving fungeert taal als belangrijk instrument om met alle geledingen, groepen en individuen in contact te staan en ervaringen uit te wisselen. Ook in onze cultureel zeer diverse samenleving.
Met het oog op die maatschappelijke werking van taal gebruiken we veel begrippen, zoals meertaligheid, dialect, en taalvariatie. Om leerlingen te laten reflecteren op taal als maatschappelijk verschijnsel, krijgen ze die begrippen aangereikt. Dat begint in groep 3-4 met termen als vreemde taal en gebarentaal. Aan het eind van het po komen daar termen bij als standaardtaal en wereldtaal. In het vo breiden we dit vocabulaire uit met termen als laaggeletterdheid en taalconventie.
fase 1 (groep 1-2) | |
---|---|
fase 2 (groep 3-4) |
|
fase 3 (groep 5-6) |
|
fase 4 (groep 7-8) |
|
fase 5 (onderbouw vo) |
|
fase 6 (bovenbouw vo) |
|