Zoeken
verfijn de resultaten
Stel een vraag aan de hele klas. Laat de leerlingen eerst één minuut in stilte nadenken en vervolgens in duo's over het antwoord overleggen. Geef daarna klassikaal een willekeurige leerling met behulp van een namenkiezer (zie pagina 4) een beurt. Deze leerling beantwoordt de vraag en licht toe hoe het antwoord tot stand is gekomen.
Gooi een dobbelsteen of draai aan een rad (http://www.classtools.net/random-name-picker/) met daarop de woorden wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe. Selecteer een leerling met een namenkiezer (zie pagina 4). Deze leerling formuleert een vraag dat begint met het woord dat op de dobbelsteen staat. De leerling wijst een medeleerling aan die de vraag gaat beantwoorden.
Bereid zes meerkeuzevragen voor: bijvoorbeeld vier over de behandelde stof, twee over de stof die je in de volgende les(sen) gaat behandelen
Aan het begin van een les(senserie) ontvangen leerlingen een boarding pass rondom een onderwerp/thema.
Vraag de leerlingen aan het einde van de les één ding in te vullen wat ze makkelijk vonden (plus), één ding wat ze moeilijk vonden (minus) en één ding wat ze boeiend/interessant vonden.